top of page
inzicht krijgen in je persoonlijke profiel
Het is goed om te weten welke autonome staat bij jou overheerst en wat de triggers zijn van die verschillende staten. Stel jezelf daarom de volgende vragen:
1,SYMPATHISCHE STAAT
Hoe voel ik me? Wat zie ik, hoor ik, zeg ik en wat zeggen de anderen in deze omgeving waar ik nu ben? Wat voel ik in mijn lichaam? Wat denk ik nu? Hoe gedraag ik me? Wie ben ik en wat is de wereld nu voor mij? Maak je een vuist, wil je vechten, slaan, wil je met voorwerpen gooien, ben je in hoge staat van alertheid? Kun je nog goed denken? Of heb je een tunnelvisie en ben je bezig met pietluttigheden en details? Heb je misschien eerder angst, hyperventileer je, ben je gespannen, loop je weg, kom je te laat, wil je verdwijnen?
2. DORSALE VAGUS
Heb je nog energie of helemaal niet, word je rood of bleek in je gezicht, durf je te ademen, heb je het koud, ben je in shock, weet je niet waar je bent en herken je de mensen niet (dissociatie)? Welke overtuigingen heb je nu?
3. VENTRALE VAGUS
Voel je je veilig? Heb je contact met andere mensen en sta je open voor contact, geniet je van het leven, heb je jouw gevoelens onder controle? Welke overtuigingen heb je nu?
Als je jezelf regelmatig op deze manier ondervraagt, zul je stilaan bepaalde patronen zien. Wanneer heb je de neiging om te vluchten of te bevriezen? Wat heb je nodig om je veilig te voelen, zodat je naar je ventrale staat kunt gaan? Zo leer je niet alleen jezelf kennen, maar krijg je misschien ook nieuwe inzichten over de mensen om je heen.
Het kan interessant zijn om de veranderingen van je autonome staten op te schrijven. Dat noemen we ook wel mapping. Je noteert dan gedurende een bepaalde periode in een dagboek of notitieboekje welke staten je die dag allemaal hebt meegemaakt. Welke autonome staat overheerste vandaag? Deed een stressvolle ervaring je in de sympathische staat belanden? Dook er een herinnering op aan een vroeger trauma waardoor je in de dorsale staat verzeilde?
Om het eenvoudig te houden, kun je voor de dorsale staat de woorden ‘zonsondergang’ of ‘rode staat’ gebruiken, voor de sympathische staat het woord ‘middag’ of ‘oranje’ en voor de ventrale staat de woorden ‘groen’ of ‘zonsopgang’. Kies een term die gemakkelijk werkt voor jou.
Om zicht te krijgen op de intensiteit van de bewegingen is het een goed idee om een cijfer te geven op een schaal van 1 tot 10. Na verloop van tijd krijg je zo zicht op je dagelijkse, wekelijkse en maandelijkse schommelingen, waardoor je steeds meer inzicht krijgt in de werking van je zenuwstelsel.
Om wetmatigheden en patronen te ontdekken en herkennen, is het een goed idee om dit alles in een schema te gieten. Je kunt er eentje aanmaken in Excel of een ander programma, of je gebruikt gewoon papier en potlood.
Haal je een aantal specifieke momenten van de dag voor de geest: de ochtend, de middag, de namiddag en de avond. Geef aan elke staat een cijfer dat weergeeft hoeveel van elke staat volgens jou aanwezig was op dat moment. Beschrijf de autonome staat en waar die voorkwam: in de natuur, aan zee, alleen op je kamer, tussen een massa mensen. Schrijf ook op welke triggers en welke glimmers je bent tegengekomen. Zo bouw je geleidelijk, dag voor dag, een aantal markers of ankers op voor elke staat. Hierna kun je ook bepalen welke staat de meeste dagen overheerst.
bottom of page